Belangrijk voor het begrip van virtueel geld is de oorsprong / onstaan van geld.
Lang geleden toen er nog geen geld was kon je alleen iets anders verkrijgen door te ruilen. Dit wordt ruilhandel genoemd. Een mooi woord hiervoor is “bartelen”. De andere minder geaccepteerde methode is stelen. Ruilen en stelen zitten dus bij elkaar in hetzelfde bootje net zoals Yin en Yang, goed en kwaad, zwart en wit.
We gaan even uit van het goede, dan blijft ruilhandel over. Wil je iets van iemand anders, dan moet de andere persoon ook jouw product willen hebben. Dit is het product of de dienst die jij aanbied. Zeg dat je 10 eieren ruilt voor 1 bloemkool. Het grote probleem van ruilhandel is dat je maar met een beperkt aantal personen kunt ruilen. Niet iedereen heeft interesse in jouw overheerlijke bloemkolen en ze zijn ook nog beperkt houdbaar. Er ontstond behoefte aan een universele tussenvorm om te kunnen ruilen, iets dat door iedereen werd geaccepteerd als universeel betaalmiddel ook bekend als geld. Het oude geld was meestal een schaars of zeldzaam materiaal zoals goud of zilver.
Alle materialen die voldoen aan de drie eisen / functies komen in aanmelding als geld:
1. het kan gebruikt worden als tussengoed bij transacties
2. het kan dienen als waardemeter voor andere goederen
3. het kan een spaarmiddel zijn voor latere tijden
Produceer je bloemkolen, dan kun je deze verkopen voor geld. Het geld is houdbaar als voorraad, bloemkolen niet.